homehomehomehomehomefotosteksten en akkoordenhomelinkscontact
  

Als jij het niet meer weet
in het donker van je hoofd
ze laten weinig heel
van waar je in gelooft
hoe de tijd ook raast
we moeten erdoorheen
als jij het niet meer weet
je bent niet alleen


Hou me vast



Zingen als een gevecht met woorden.
29 maart 1997 - Algemeen Dagblad

Vorige week verscheen De Stand Van De Maan, de tiende cd van De Dijk, een van de populairste rockgroepen van Nederland. Zanger Huub van der Lubbe (43) over zijn muziekbeleving: de rillingen, de intensiteit en de mystiek.


"Het begon toen ik vier was. Met de oude pick-up van oom Eef. Oom Eef was niet getrouwd, dus die had iets meer geld. Hij had een nieuwe pick-up gekocht, mijn vader kon de ouwe krijgen. Het was zo'n koffer modelletje dat op de radio kon worden aangesloten. Bij mijn weten hadden we drie singles. Twee daarvan waren van Toon Hermans: Middellandse Zee en Ballonnetje. De derde was van The Jubilee Four, een gospelgroepje. Vier negers die Hold the Wind zongen.

Mijn jongste broer ging toen nog op de pot. Een ingebouwde pot, we noemden dat een troon. Als hij moest, zei hij: holdewin holdewin. Dan wilde hij speciaal dat nummer horen. Pesterig als wij waren zetten we eerst de nummers van Toon Hermans op. Op het laatst pas Hold the Wind en als dat begon zei Sander, mijn broertje luid: hoi! Op dat moment liet hij alles lopen. Daar was hij volstrekt op geconditioneerd. Dat soort zwaar lichamelijke reacties op muziek zitten in de familie. Ik ben heel benieuwd wat er gebeurt als je nu 's nachts naast zijn bed dat plaatje zou draaien. Volgens mij begint hij dan nog automatisch te plassen.

Toon Hermans vond ik in die tijd hartstikke goed. Die singles hadden intrigerende hoesjes, met foto's van muzikanten op de achtergrond. Ik wist toen al: dat wil ik ook. Optreden. Van Ballonnetje weet ik het niet zeker, maar Middellandse Zee was live. Je hoorde mensen klappen, dat vond ik mooi. Later kwam er een elpee van Wim Sonneveld, maar die was in de studio opgenomen. Op de een of andere manier bleef ik Toon Hermans beter vinden. Daar luisterde ik liever naar, waarschijnlijk omdat die liedjes live waren opgenomen.

De goede installatie stond bij mijn opa en oma. Ik zie ons nog zitten in de grote kamer. Opa met het toto-formulier in de aanslag, in afwachting van Frits van Turenhout. In de tussentijd draaide oom Eef nieuwe plaatjes. Weer andere van Toon Hermans, iets van Wim Kan, of klassiek. Mijn tante Lenie woonde er nog in huis en had ook een eigen pick-up en eigen plaatjes. Op haar kamer hoorde ik voor het eerst Jacques Brel. Ik was een jaar of zes en vond de muziek van Brel verpletterend.

Het verschil tussen Hermans en Brel? Brel bracht alles van zichzelf. Als Opa Brel hoorde - hij moest er niets van hebben - zei hij altijd: Zet de emmer maar klaar. Ter wijl Jacques Brel echt zijn ziel en zaligheid blootlegde, zingen of huilen. Op het scherp van de snede. Dat vond ik prachtig; opa vond dat te ver gaan.

Hermans hield het luchtig, Nou dat deed Brel helemaal niet. Die gooide zich er helemaal in, op een overrompelende manier. Het platteland, in het Nederlands met dat merkwaardige accent. Jacques Brel heeft me nooit meer losgelaten. Ik ben hem alleen maar beter gaan vinden.

Tante Lenie had een bijzonder plaatje dat ik nooit meer terug heb kunnen vinden. Een plaatje voor de missie. Voor mij persoonlijk was dat een vreemde gewaarwording. Ik kom uit een katholiek milieu. 's Zondags gingen we braaf naar de kerk en ik kende al die gezangen.

Op dat plaatje, ik denk uit Kenia of Congo, hadden missionarissen hun best gedaan een stam katholiek te maken. Maar dat Gregoriaans ging kennelijk niet zo. De kerk had zich beperkt tot de woorden erin stampen. Verder mochten ze het op hun eigen manier invullen. Nou, dat swingde, man! Merkwaardig om iets dat je uit de kerk kende als heilig en eerbiedig, met zo'n aanstekelijke ritme te horen. Die mannen en vrouwen hadden er hun eigen voodoo aan toegevoegd.

Ritme was uit den boze in de kerk. Alles wat uit de muziek gebannen wat het onderlijf maar enigszins in beroering kon brengen, zoals de soul. Europa heeft daardoor nog steeds geen ritme. In Afrika is dat nooit gelukt, evenmin als in Amerika. In het zuiden van de Verenigde Staten was alles gescheiden tussen blank en zwart, dus ook de kerken. De kerk was een van de weinige plekken waar zwarten onder elkaar waren, zonder de blanken die toezicht hielden. Ze hieven daar hun eigen aloude gezangen aan, ondersteund door ritmes die rechtstreeks uit Afrika kwamen.

Het moest van de blanken wel over Jezus gaan. Nou, dan ging het toch over Jezus! Uiteindelijk kwam daar de gospel uit voort. Gospel is de basis van soul. Je hoeft eigenlijk alleen maar lord door love te vervangen. Bij soulzangers heb ik altijd het gevoel dat zij het menen. Ik zie het zo voor me: dit is de gemeente, dat zijn de mensen vandaag.... Zijn er nog zondaars? Totale confessies.

Mijn vader zat bij het kerkkoor. Mijn broer en ik gingen altijd met hem mee op zondag. Ik voor op de fiets, mijn broer achter. De plaats van het kerkkoor was boven achterin de kerk, waar het orgel stond. Wij mochten meezingen, want ons hoorde je er toch niet bovenuit. Het gaf een goed gevoel. Daar boven hoefde je ook niet te bidden. Er werden grappen gemaakt. Wel in het nette, maar toch... Het adagium was: wie zingt, bidt dubbel.

Ja sommige muziek deed me wat. Missa Brevis van Mozart, die had van die mooie trillingen. Als dat werd gezongen, ging er iets zweven. Dat was natuurlijk ook de bedoeling, die zielen moesten de hoogte in. Typische Europese muziek. Door harmonie en melodie ging ze zweven. De soul is voor mij niet hetzelfde als de ziel . Soul zit lager, in het onderlijf.

Ik moet twaalf zijn geweest toen ik op een zolderkamertje van een vriendje It's a Man's Man's Man's World van James Brown hoorde. Dat leek van een andere planeet te komen. Zo'n intensiteit vond je niet bij Toon Hermans. Om het zo te menen, dat was zo onnederlands. Zeker in het Nederland van die tijd kwam dat niet voor.

Je zei om te beginnen al niet wat je dacht. Je gaf er maar een draai aan. Je maakte het kritisch óf humoristisch. Je ziel zo buiten je lijf hangen - zo van: mensen, hier is ie - kwam je niet tegen. James Brown stond tegelijkertijd ver van me af. Zwart, Amerikaans, dat was moeilijk. Op het moment dat ik Cuby & The Blizzards bij een andere buurjongen hoorde, dacht ik: shit, het kán in Nederland! Vanaf die tijd ging ik mezelf Huby noemen.

Van die oude nummers van Cuby krijg ik nog steeds kippevel. Waarin dat precies zit? Hij durft het, wat hij zingt maakt hij zo ontzettend waar. Je hoort zo'n gekweld iemand. Zingen is zijn enige redding. Als hij niet zou zingen, zou het voor hem voorbij zijn. Er zit een noodzaak achter, dat hoor je. Ik weet nog dat we net hadden gevoetbald toen ik Cuby voor het eerst te horen kreeg. Ik had mijn voetbalbroekkie aan. Afgetrapte Bata-schoenen, voetbalschoenen had ik nog niet. Het was een buitenaardse ervaring. Het meest verbijsterende eraan was voor mij dat die mensen uit Drenthe kwamen. Dat bracht alles een stuk dichterbij.

Drie jaar later kwamen ze in de buurt optreden, ik woonde nog in de Zaanstreek. Ze zouden optreden in de Waakzaamheid in Koog aan de Zaan waar Billy Holiday haar enige concert in Nederland heeft gegeven. Dat was mijn kans, daar zou ik naar toe gaan. De derde plaat van Cuby & The Blizzards was net uit, Trippin'thru a Midnight Blues. Die had ik meteen gekocht, samen met mijn broer Hans en nog een vriendje. Daar zat ook een groot foto boek bij.

Vanaf het moment dat ik de foto's zag, wist ik: ik ga niet naar dat concert. Want op bijna al die foto's zaten ze bier te drinken of borreltjes. Ik wilde per se niet zien dat ze dronken zouden zijn op het podium. Ik had in mijn hoofd al zoveel verzonnen over die mannen, over hoe geweldig ze waren en hoe ze leefden voor de blues. Ik wilde die illusie niet verstoren. Nee, naar een concert ben ik niet geweest.

Ik zit nu zo'n 28 jaar in allerlei bandjes. In het begin kon ik niets, echt niets. Nooit durfde iemand te zingen. Grote schroom. Ik kon het niet, maar durfde wel. Ik hoopte altijd dat de installatie zou uitvallen, wat in de jaren 60 regelmatig gebeurde, en ik moppen kon gaan tappen. Een beetje met de mensen lullen, zodat ze niet weg zouden lopen. Dat kon ik. Ook altijd geweten dat ik dat kon.

In strikt muzikale zin wist ik niets. Voor elk nummer kwam mijn broer Hans naar me toe. Deed hij in mijn oor: mmmmm. Zo wist ik de toon waarop ik moest invallen. Voordat de band begon stond ik de hele tijd te zoemen, om die toon maar niet te vergeten. Hans gaf me ook een teken op het moment dat ik moest invallen. Als het verkeerd ging, redde ik me daar wel weer uit, hoor. Ik zong met handen en voeten, destijds. Nu weet ik het wel. Ik heb aardig wat bij geleerd.

Nog steeds hoor ik bij zangers graag dat gevecht met de materie. Joe Cocker is een held van me. Die zag ik een paar jaar geleden in de Jaap Edenhal. Toen hij opkwam, voelde je de zaal warm worden: Aah, daar is-ie... Hij zingen en het kost nog moeite, het gaat niet helemaal. Je kent die nummers met die hoge noten wel. Ze komen nog niet uit z'n strot. Je voelt iets in de zaal, één gedachte: Geeft niet, Joe, het volgende nummer, wedden? Dat duurt een nummer of vier, vijf en dan, in het zesde liedje, komt er weer zo'n hoge noot. Hij heeft 'm! En die hele zaal: Zie je wel, Joe, je kan het! Je moet het gevecht horen met de woorden. Als het gemakkelijk gaat, verliest het voor mij vaak de rilling. De rilling die muziek zo bijzonder maakt.

Ik heb een tijd in een woonboot gewoond in Amsterdam. 's Winters was het daar zo koud dat we naar een café gingen voor een beetje warmte. Alle kroegen gingen om één uur dicht. Daarna kon je nog een uurtje in het BIMhuis terecht, waar je rond die tijd geen entree hoefde te betalen. Daar gingen we dus vaak heen, tot ergernis van de toenmalige uitbater, Henk Elzinga. Nu heeft hij een voortreffelijke wijnzaak in Amsterdam. Toen ik daar voor het eerst binnenkwam, schrok hij zich een ongeluk. Nu kunnen we het heel goed met elkaar vinden. Hij leent mij af en toe cd's, meestal van Frank Sinatra.

Ik hoor het niet in Sinatra. Sorry. Ik kan hem niet geloven. Ik hoor best hoe goed zijn muziek is. So what? Hij? Only The Lonely? Kom nou.... Ik ken een live-opname van Frank Sinatra waarbij Charles Aznavour de aankondiging doet. Allemaal dik in orde, maar ik moet erom lachen. Zoals die Sinatra met zijn vak omgaat.... Daarop staat een stukje, Frank op zijn best. I get no kick from champagne.... Dan moet hij boeren en laat meteen daarop volgen: Ah, deze uiensoep is geweldig, maar je zou 'm niet moeten eten voordat je zingt. Om vervolgens naadloos in te vallen bij in a plane. Dat werkt op mijn lachspieren: vreselijk goed om de handigheid, maar niet zozeer om hoe hij zingt.

Er is geen akkoordenschema dat garant staat voor rillingen. Als dat zo was, zou iedereen dat voor elk plaatje gebruiken. Het cliché ten top – G-C-D – werkt nog steeds goed. Heel wonderbaarlijk als je merkt dat de 100.000ste variant daarop helemaal raak is.

Het zijn de akkoorden die ook ik ken. Negen van de tien keer blijft het volstrekt onbenullig als je daarmee aan de slag gaat. Af en toe vind je iets dat vertrouwd klinkt, maar toch een ander gevoel geeft. Nou, dan heb je er misschien weer één te pakken.

Toen de opnamen van De Stand van de Maan klaar waren, zaten we in de studio wat te drinken. We pielden nog wat na. Iemand had een dik boek bij zich met alle hits van Bob Dylan. Die probeerden we op gitaar te spelen. Wat bleek: ze stonden stuk voor stuk in G. En toch, je zingt drie woorden en iedereen valt in. Het heeft iets, dat schema. Het is klassiek, onverslijtbaar.

Op het podium voel ik me meer op mijn gemak dan in de opnamestudio. Daar heb je ook de meeste rilmomenten. Tijdens concerten zijn ze er steeds vaker. Vroeger waren ze er ook wel, maar rilde je misschien al eerder. Shit, we hebben met z'n allen hetzelfde akkoord en alles doet het, nergens een brom. Ik ben nog steeds de minste muzikant van De Dijk, maar ik ben de beste zanger van de band. Hoewel sommigen beter kunnen zingen, hebben ze niet wat ik heb. Als mensen mij horen zingen, geeft hun dat het gevoel dat zij zelf ook zouden kunnen.

Mijn zang heeft niets goddelijks. Het echte rillen bij een concert van de Dijk komt pas als alle dingetjes samenvallen: de zeven muzikanten, het geluid, het licht en ook het publiek. Mensen in de zaal kennen de ingrediënten niet, maar ze keuren wel die soep. Het bestek moet mooi zijn opgepoetst en dan kunnen ze proeven.....

Naar muziek luisteren is voor mij spiritualiteit, overigens zonder dat ik daar mystiek over wil doen. Mystiek wordt al gauw begrepen als of iets met god, of iets hogers. Ik denk dat mystiek iets is van alledag. Als we met De Dijk op tournee zijn maken wij dat drie of vier keer per week mee, in een feesttent of een sporthal.

Het feit dat dan 1500 mensen naar het concert komen... Ieder voor zich, iedereen uit zijn eigen bedoeninkje. Hij heeft een rot dag gehad op zijn werk, een ander heeft juist geen werk en zij is naar school gegaan. Als dat optreden goed gaat, zijn die 1500 individuen aan het eind van de avond een gemeenschap. Ze hebben samen iets meegemaakt. Iets dat die mensen op dat moment verandert.

Wat dat is? Wat er eigenlijk is gebeurd? Je hebt het maar over een bandje dat muziek maakt. Maar muziek doet kennelijk het een en ander met het onnoembare. Dat is de magie van muziek. Daar geloof ik in.

Het gebeurt wel eens dat we een briefje krijgen met het verzoek om een bepaald liedje te spelen. Dat was het lievelingsnummer van Paul en die is er niet meer. Zijn vrienden zijn naar het concert gekomen dat even te horen. Dan heb je de onvermoede schok als muzikant om te
horen dat jouw muziek een rol heeft gespeeld in het leven van anderen, dat blijft heel bijzonder.

Je kunt de werking van sommige nummers nooit bevatten. Je weet niet welk leven ze gaan leiden in hoofden van anderen. Als je dan tijdens zo'n concert een lied speelt, heeft het meteen een andere lading. Of je dan ontroerd raakt door je eigen muziek? In elk geval heb je dat nummer nog nooit zo bekeken als op dat moment. Je hoort de woorden opnieuw, ze krijgen opeens meer diepgang.

Ik móet je nog iets laten horen. Ken je Skik? Een band die bij onze nieuwe tournee in het voorprogramma staat. Volgens mij is Skik dé openbaring van de laatste vijf jaar op het gebied van de Nederlandse rock. Dit heet: Als ik Joe nie had. Als ik dit hoor, moet ik huilen. Echt. Zo perfect van sfeer, zo gevoelig. Alsof ze het op het toilet even stiekem hebben ingespeeld.

We waren in de studio bezig toen we Skik ontdekten. Het was meteen duidelijk dat wij er een schepje boven op moesten doen. Ik heb onmiddellijk een stuk of zes cd's van Skik aangeschaft. Om weg te geven aan vrienden. Je moet elkaar helpen, als muzikanten in Nederland. En met Skik zijn we weer terug in Drenthe. Waar het allemaal begon met Cuby & The Blizzards."

Geschreven door: David Kleijwegt


















NRC Handelsblad
Huub van der Lubbe van De Dijk over blues en Hollandse zangers; Van drie akkoord
Algemeen Dagblad
Van der Lubbe in "De Bunker"



















   2020
   2019
   2018
   2017
   2014
   2013
   2012
   2011
   2010
   2009
   2008
   2007
   2006
   2005
   2004
   2003
   2002
   2001
   2000
   1999
   1998
   1997
   1996
   1995
   1994
   1993
   1992
   1991
   1989
   1986
   1984
   1982