|
Huub van der Lubbe (De Dijk): ‘Ouwehoeren ging me beter af dan zingen’
11 oktober 2019 - nrc
De Dijk heeft een nieuw album. Gewoon, ouderwets, met twaalf nummers. Niks vernieuwends. Zanger Huub van der Lubbe: „Dat vinden onze fans heel geruststellend.”
Laten we van tevoren wél duidelijk even afspreken dat u het stil houdt. Want het klinkt bijna als een mop: sinds een jaar ontvangt Huub van der Lubbe AOW. Een rocker die van Vadertje Drees trekt! Hij vertelt het grijnzend, en enigszins beschroomd. En hij wordt als alles goed gaat volgende maand ook nog ’ns opa. Of nee… grootvader. „Dat klinkt veel mooier en eervoller. ‘Opa’ is denigrerend. Die kleine mag me straks zo noemen, maar anderen niet.” Maar ‘met pensioen’ is hij allerminst. Volgende week komt Nu of nou uit, de nieuwe cd van De Dijk.
Het klinkt eigenlijk belachelijk ouderwets: een nieuwe cd. Dat beseft hij zelf ook. Het plan was ook eigenlijk anders. „Iemand van de platenmaatschappij zei: met die nieuwe media hoef je helemaal geen cd meer uit te brengen met twaalf nummers ineens. Waarom zouden jullie niet eens per maand via Spotify een nummer aanbieden? Zet je ze later voor de oudere fans alsnog samen op een cd.” Echt een enorm modern idee. Hij lacht, hoofdschuddend. „Vervolgens gebeurde er helemaal niks. Mij bracht het niet op ideeën. En de andere jongens ook niet. Het werkte gewoon niet. Op een dag zeiden we tegen elkaar: zullen we niet gewoon weer een cd opnemen met twaalf nummers, net als vroeger? Dát kunnen we.” En dus is Nu of nou gewoon weer een Dijk-plaat zoals we van De Dijk kennen. Oké, heel erg vernieuwend is het niet, dat weet Van der Lubbe ook. „Maar dat vinden veel van onze fans juist heel geruststellend. Muziek zonder fratsen, zonder al te grote ego’s. Je hoort een bánd.”
Kalere plaat
Ze maken samen al bijna veertig jaar muziek. Die ontwikkelt zich nog steeds. „Vooral in het geluid. We klinken op deze cd verdomd mooi.” Het moest een kalere plaat dan anders worden, vonden ze. „We zijn een grote band, met z’n achten. Iedereen vindt van zichzelf dat-ie te weinig doet als-ie niet alles geeft. Maar daar wint het geheel niet mee aan kracht. Het grappige is dat we het daar allemaal roerend over eens zijn. Totdat je tegen één van ons zegt: oké, dus hier speel jij even niks. ‘Ja hallo!’ En ik weet nu al hoe het straks live zal gaan. De eerste optredens spelen we het heel netjes, precies zoals op de plaat. Daarna ziet iedereen toch weer z’n kans schoon. Wij zijn alle acht getruukte voetballers die het allemaal graag even willen laten zién aan de mensen.”
Al zit er wel veel meer rust in hun nummers dan vroeger. „Luister naar Dansen op de Vulkaan, of Ik Kan Het Niet Alleen…. dat dendert maar door. Het hoorde bij de periode van ons leven. Je hoort jóngens… Wij zijn nu zestigers. En je hoort in die nummers ook heel sterk het muzikale klimaat van toen. Je kunt precies horen welke nummers wij gemaakt hebben in de tijd dat Herman Brood groot was. Allemaal veel te snel, dope-driven. Zo was de muziek toen.”
Het is een beetje een terugkijk-plaat geworden, vindt hij zelf. „Als 66-jarige ligt er nou eenmaal veel meer achter je dan voor je.”
Niemand wordt briljant geboren
Het gaat met een hoop geklooi
Met geklungel en geklodder
Met gestuntel en gemodder
Door de modder naar het mooi
Dat is zijn verhaal, zegt Van der Lubbe. Acht jaar na de oorlog geboren, in een katholiek gezin met zes kinderen. Vader was boekhouder, moeder huisvrouw. Eerlijke, fatsoenlijke mensen. Eens per jaar kwam de man van de belastingen langs op het bedrijf van z’n vader om de boekhouding te controleren. „Mijn moeder wist dat dat een belangrijke gebeurtenis was. Als hij thuiskwam vroeg ze: ‘en?’ Dan zei hij: ‘een tien!’. Daar was hij enorm verguld mee.”
Hij is al jaren dood, maar als Van der Lubbe zijn ogen dichtdoet kan hij hem nog horen praten. „Aan de telefoon probeerde hij zich tegenover de buitenwereld deftiger voor te doen dan hij was. Als een meerdere belde, of de dokter, ging hij opeens dingen zeggen als ‘coûte que coûte’. Waarbij je als jongen dacht: pa, doe dat nou niet.”
Eén ding heeft hij hem enorm kwalijk genomen. Van der Lubbe was dertien, en kon behoorlijk goed voetballen. In Krommenie speelde hij bij G.V.O., Gestaag Volharden Overwint – „ik ga nog eens een boek schrijven met die titel” – voor zijn gevoel de sterren van de hemel. „Ik droomde er natuurlijk van om ontdekt te worden.” Ter gelegenheid van het huwelijk van Beatrix en Claus werd zijn elftal uitgenodigd voor een toernooi in Amsterdam. Kon het mooier?
Maar vader Van der Lubbe dacht daar anders over. „Hij zei: ‘daar ga jij mooi niet naar toe. Zo’n voetbaltoernooi houdt mensen weg van de festiviteiten. Daar zitten de communisten achter.’” De voorzitter van de voetbalvereniging is zelfs nog langs geweest, de avond voor het toernooi. Huub stond bovenaan de trap te luisteren. „‘Mijnheer Van der Lubbe, er is ons door de KNVB juist verzócht om dit toernooi te organiseren, om te voorkomen dat er rottigheid komt.’ ‘Nee meneer’, zei mijn vader. ‘Dat ziet u helemaal verkeerd’.” Rázend was hij op hem. Wég kans om ontdekt te worden. „Dan was ik inmiddels trainer geweest.”
Amateurtoneel
Zijn vader speelde niet onverdienstelijk amateurtoneel. „Bij opvoeringen zat ik echt trots naar hem te kijken. Dan kreeg-ie een flair waarbij ik dacht: deed je altijd maar zo…”. Op een dag vertelde zijn vader opgewonden over de repetitie de avond daarvoor. Er had zich iemand gemeld van de KRO-radio; of mijn vader zin had in een gastrol in een hoorspel. Ik was er, acht jaar oud, stil van: mijn vader op de radio! Op een woensdagmiddag was het zover. Wij zaten allemaal aan het toestel. Ssst… nu komt het. In een scène op het centraal station hoorde je een stem omroepen: ‘de trein naar Lourdes vertrekt over 8 minuten van spoor 2a’. Dat was mijn vader. Het viel me eerlijk gezegd een beetje tegen. Ik weet nog wel dat ik daarna van driehoog naar beneden ben gegaan, de straat op. Om te kijken of ik nu met andere ogen werd bekeken, als zoon van de man die net nog op de radio was. Maar nee. Niets. Dat zette me toch aan het denken over de betrekkelijkheid van roem.”
Hij was voorbestemd om onderwijzer te worden. „Dat was het hoogst haalbare.” In zijn dromen speelde hij voor volle stadions, of trad hij op in Carré, net als Toon Hermans. „Maar ik wist dat dat er niet in zat.” Min of meer bij toeval belandde hij in bandjes. Hij speelde geen instrument, maar een zanger konden ze wel gebruiken. Terwijl hij eigenlijk helemaal niet goed kon zingen. „Die plek in het midden, daar deinzen veel muzikanten voor terug. Daar kun je je niet verstoppen achter een instrument. En de zanger moet het ook altijd oplossen als de installatie uitvalt. Dat gebeurde in die tijd om de haverklap. Dan moest jij een praatje hebben; slap ouwehoeren, een paar moppen vertellen. Dat ging me goed af. Dat kon ik veel beter dan zingen.”
Zijn kracht bleek ’m te zitten in zijn robuustheid. In zijn rauwe stem en zijn dokwerker-achtige verschijning. „Ik stond als een soort Van Hanegem op het toneel. Als je beelden van Stampei (een van zijn eerste bandjes) terugziet: ik rende van hot naar her; met een bekkenslag hier en een trekbommetje daar. Mick Jagger was er niks bij. Om de aandacht er maar vanaf te leiden dat ik niet goed kon zingen. Ik zong op overtuigingskracht en power.” Dus als er iémand niet mag klagen is hij het wel. „Voor iemand die geen van God gegeven talent is ben ik toch behoorlijk goed terecht gekomen.”
Inmiddels gaat dat zingen veel beter, ook omdat hij een tijd zangles heeft gehad. Niet meer roken deed zijn stem ook goed. Al had hij er heel wat voor over gehad om er in het hoog twee toontjes bij te hebben. Pas bij de laatste cd’s van De Dijk houden ze een beetje rekening met zijn bereik. „Op de vroegere cd’s hoor je me knijpen in de hoogte. Op repetities werd gewoon afgesproken: oké, dat nummer staat in ‘E’. Dan riep ik nog: dat is voor mij wel hoog, hoor. ‘Nou, dan ga je in de studio maar op een krant staan.’ Tijdens de repetities gooide ik mijn stem er met al mijn kracht in, met hooguit het vermóéden van een melodie. Pas in de studio hoorde ik hoe ik klonk. En dan was er geen tijd meer om dat goed aan te passen.”
Stichting Blijvend Applaus
Optreden gaat hem nog steeds goed af. Ondanks de tinnitus die hem al twintig jaar parten speelt. Het begon nadat hij zijn oren had laten uitspuiten. Tijdens het eerste optreden daarna werd hij „misselijk van de herrie”. Vanaf dat moment had hij continu last van suizingen in zijn oor. „Dat kan je behoorlijk neerslachtig en depressief maken. Het voelt als een aankondiging van het einde, van de resolute onomkeerbaarheid der dingen. Ik treed nu op met dopjes in mijn oor. Daardoor klink ik voor mezelf alsof ik met een washandje in mijn mond zing.”
En toch is hij niet bang dat hij daardoor niet meer goed klinkt. „Intoneren was al nooit mijn sterke punt. Ik check het nu voortdurend bij anderen. Maar dan zie ik aan hun gezicht dat ze niet weten waar ik het over heb. Ik probeer dat gesuis inmiddels maar te koesteren. Het is een soort Stichting Blijvend Applaus.”
De titel Nu of nou gaat er over dat je ten volle de waarde van het moment moet proberen te beseffen, zegt Van der Lubbe. Hij begint over Harald, zijn jongere broer die in 2008 plotseling overleed aan een hartstilstand. „We hadden het geweldig samen. Maar we benoemden dat nooit. Dat was niet nodig, dat gingen we later nog wel ’ns doen. Tot het niet meer kon. Dat heb ik bij mijn moeder ook. Ik denk vaak: wat jammer dat ik nooit tegen haar gezegd heb: mama, wat hebben we het eigenlijk goed samen! En zie je hoe mooi die zon opkomt? Want er moesten altijd eerst aardappelen geschild worden. Als ik Jim zie, een van Haralds zonen, zeg ik dat wél: wat zou je vader trots op je geweest zijn, jongen. Omdat zijn eigen vader dat niet meer tegen hem kan zeggen.”
Hij weet goed dat het leven verraderlijk kan zijn. Zijn vrouw overleefde drie keer borstkanker. Zijn dochter, actrice Mira van der Lubbe, moet vanwege datzelfde borstkanker-gen haar borsten laten verwijderen. Somberheid ligt soms op de loer. „Begin dit jaar dacht ik nog: ik ben 66, hoe ziet het leven er nu verder uit? Ik weet nu zo ongeveer wel hoe het verder gaat.” En toen kwam zijn dochter Mira op een avond eten met haar vriend. „Ze keken elkaar aan. ‘Vertel jij het of vertel ik het?’ En toen zei Mira: ik ben in verwachting…” Terwijl hij het vertelt schiet hij weer vol. „Ik voelde iets exploderen van binnen, hoorde de luiken in mijn kop openspringen. Wát nou ‘ik weet wel hoe het verder gaat’? Man, je weet nog helemaal níks. Je wordt grootvader, er komt nog van alles bij. Vérgezichten, ik zag vergezichten. Opeens vind ik sterfelijkheid een enorm beperkt concept. Want als wij er niet meer zijn, is hij er nog wel. De toekomst ligt nog helemaal open. Het is straks aan hém!”
Geschreven door: Coen Verbaak
| |