|
‘De winst zit ’m in het pure zingen’
30 september 2006 - Volkskrant
AMSTERDAM - De Dijk bestaat 25 jaar en Huub van der Lubbe treedt nog altijd graag op. Ook als dichter, al neemt de literaire wereld hem niet altijd serieus. ‘Daar heb je hem weer, die mooie jongen, met z’n gedichtjes.’
Zenuwachtig was hij niet op 1 oktober 1981. Met de band Stampei had Huub van der Lubbe immers al veel opgetreden, maar de magie van Paradiso voelde hij beslist toen hij met zijn nieuwe band De Dijk het voorprogramma van Raymond van het Groenewoud mocht doen. En die magie heeft de zaal voor hem nog steeds. ‘Ik geloof dat we er honderd keer gespeeld hebben, de eerste keer als hoofdprogramma weet ik ook nog goed, bij de presentatie van onze derde plaat Elke Dag Een Nieuwe Hoed. We hadden bedacht bij dat liedje uit de nok 250 hoedjes naar beneden te laten dwarrelen. De schuif ging open en als een grote klont kwamen ze naar beneden. De zakken confetti daarentegen, dwarrelden verdomd goed. Dat ging overal in zitten. Nog komen we in Paradiso confetti tegen waarvan wij weten waar het vandaan komt. Daar hadden ze daar flink de schurft over in.’
Maar met Paradiso is het in de loop der jaren wel weer goed gekomen. Zondag wordt er voor de jubilerende band een verjaardagsfeestje georganiseerd. ‘Wij weten van niks en staan gewoon in de zaal, alles moet geheim blijven.’ En een dag later staat Van Der Lubbe er weer, nu wel op het podium.
Samen met Gerrit Komrij levert hij een bijdrage aan De Avond van het Levenslied, een programma waarvoor dichters de samenwerking zijn aangegaan met door hen gekozen muzikanten, om samen een lied te componeren.
De combinatie Komrij-Van Der Lubbe is zo gek nog niet, want de heren kennen elkaar al langer. Er waren al eerder plannen voor een dergelijk project, en bij een bespreking vond de eerste ontmoeting tussen de dichter en de zanger plaats. ‘Komrij zei toen: ik zeg het maar vast, maar in mijn nieuwe bloemlezing kom je voor. Ik stond perplex.’
Met welke tekst Van der Lubbe in de ‘Dikke Komrij’ zou komen wist de samensteller zo snel niet. ‘Maar ik bleek er ineens met drie gedichten in te staan. Ik was zo trots als een ouwe aap.’
De samenwerking met de in Portugal wonende Komrij verliep per e-mail. Van der Lubbe kreeg de tekst, maakte er een melodie bij en stuurde het als mp3-bestand naar Komrij. ‘Hij vond het mooi. Fijne kerel, altijd als we elkaar tegenkomen hebben we dikke pret.’
En ze komen elkaar nog wel eens tegen, want Van der Lubbe begeeft zich vaker in het literaire circuit. Want behalve als zanger in een van de populairste rockbands van Nederland, profileert Van de Lubbe zich ook als dichter. In de Boekenweek ging hij op tournee, ‘in mijn eentje met gitaar en dichtbundels’, in zijn eigen auto want sinds zijn 50ste heeft hij een rijbewijs. ‘Ik voelde me echt muzikant, met de gitaar achterin.’ En toch ook een beetje buitenstaander. Wat in het literaire circuit ook een beetje kinnesinne oplevert: ‘Daar heb je hem weer die mooie jongen, met z’n gedichtjes, zeggen ze. Anderen staan dan in een zaaltje met drie mensen publiek, en ik jaag er 150 boeken doorheen. Maar, denk ik dan, ik heb het wel allemaal zelf gedaan.’
Voor jezelf een podium creëren, kost tijd en geduld. En toen dat podium er voor De Dijk eenmaal was, heeft Van der Lubbe het bewust altijd klein gehouden. Eerder dit jaar vierden ze hun zilveren jubileum in de Rotterdamse Ahoy’, vastgelegd op de dubbel-cd en dvd We Beginnen Pas, maar dat was een uitzondering. ‘Tienduizend man in Ahoy’, dat zijn twintig zaaltjes met vijfhonderd man. Twintig keer spelen dus, en dat vinden wij leuker dan één keer Ahoy’.’
Niet van deze tijd misschien. Maar, zegt Van der Lubbe, ‘we zijn ook van 25 jaar geleden.’ Spelen is het leukste dat er is, en het podium is waar het moet gebeuren, meer dan op de plaat.
Beter worden ze nog altijd, ook Van der Lubbe: ‘De winst zit ’m in het pure zingen, minder er tegenaan maar er bovenop.’ En genieten doet hij iedere dag weer, als hij de zaal inkijkt. ‘Wanneer heb je de gelegenheid twee uur lang zo naar mooie mensen, voornamelijk vrouwen, te kijken en daar voor de duur van een optreden iets mee te hebben?’
Geschreven door: Gijsbert Kamer
| |