|
Eenzaam in stampvol café
15 april 2003 - Onbekend
Hoe klinken de woorden zonder de stuwende bas van broer Hans en de gitaarloopjes van het bandlid van het eerste uur? Hebben de zinnen, ontdaan van drums en blazers, genoeg ritme en melodie om te beklijven? 'Iedereen is er en ik zit erbij. Vrienden, vriendinnen maar niet van mij. Al ben ik hier wel, toch tel ik niet mee. Niets is zo eenzaam als een stampvol café.' Niet alleen vanwege de herhaling in het refrein, maar die laatste zin blijft hangen ook als ie zwart op wit staat.
Binnen De Dijk, de popgroep die langzamerhand tot het Nederlandse culturele erfgoed is gaan behoren, is Huub van de Lubbe de man van het woord. De oud-Krommenieër zingt en schrijft de teksten waarvan hele stukken in het geheugen van veel mensen staan gegrift. Herkenbaar en ongekunsteld is hij de vertolker van algemene gevoelens: 'Het zou allemaal een stuk simpeler zijn als het niet zo ingewikkeld was.' In 1995 verscheen 'Melkboer met de blues'. Bijna tweehonderd liedteksten van hits als 'Mag het licht uit' tot het nooit op muziek gezette 'Hou van mij', een ontroerende liefdesverklaring aan zijn dochtertje.
Opeens verschenen er meer bundelingen van liedteksten. Nederlandstalige bands als Rowwen Hèze, Bløf, Acda en de Munnik, Frank Boeijen zagen hun teksten in de boekwinkel liggen. In alle gevallen stofferen de woorden de melodie of andersom. In elk geval ligt de nadruk op de muziek. Naakt op papier, tussen komma's en punten verliezen de woorden veel van hun kracht en magie. In 'Geregeld leven', de nieuwe bundel van Huub van der Lubbe, staan naast de liedteksten van de recente cd's ook gedichten die hij maakte voor de dinsdagavonden. Elke week ontmoet Huub in een hoofdstedelijk etablissement zijn vrienden Jan Robijns en Bart de Ruiter. Gezamenlijk nemen ze de week door en lezen elkaar hun gedichten voor. Een paar regels schoonheid, gepeurd uit de chaos van het leven. Met elkaar vormen de heren ook de formatie Concordia, die incidenteel optreedt met liedjes en gedichten tijdens literaire evenementen.
Onderdak
Meer nog dan in de nummers van De Dijk merk je in dit werk wat de popartiest op maandag en woensdag bezighoudt. Van der Lubbe, zo goed als vijftig, voelt zich sinds jaar en dag maatschappelijk betrokken, is politiek bewust, maar wordt elke ochtend pijnlijk getroffen door de krant en 's avonds door het achtuurjournaal. 'Hoe ver staat deze wereld wel niet af /Van die heel andere wereld die ik ken./Die mij veel liever onderdak verschaft./Als ik alleen in mijn gedachten ben./Die wereld die draait om schoonheid en gevoel/Om vriendschap, eerbied, liefde voor wat leeft./ Zij houdt zich ver van haat en krijgsgewoel./ Waar de echte wereld zo patent op heeft.'
Zijn antwoord op de rottigheid die de rijken en de machtigen op deze aarde voor de doorsnee mens in petto hebben is het creëren van een eigen wereld. Veel gedichten weerspiegelen wat de muzikant, vader en echtgenoot in die omgeving meemaakt en hoe alles uit het lood raakt als zijn vrouw Teuntje borstkanker blijkt te hebben. Van der Lubbe getuigt van zijn hoop en vrees in zijn bijdragen voor de 'dinsdagavond dichtersavond', net als dat hij rijmt over het wielrennen met vrienden in Frankrijk, de optredens en de herinneringen aan zijn jeugd. Een mengeling van woede, somberheid, melancholie met humor, plezier en ondeugendheid.
Kritisch Met een forse map onder de arm stapte Van der Lubbe bij zijn uitgever binnen. Daar kreeg hij te maken met een redacteur die zijn werk kritisch bekeek en in twee stapeltjes verdeelde. Tijdens de presentatie van het eindresultaat verwees hij naar Lucebert om zijn gevoel weer te geven. 'Alles van waarde is weerloos', om maar eens een echte dichter aan te halen.' Van der Lubbe is misschien geen echte poëet, maar bezit wel de gave om zijn gevoelens en emoties in woord en muziek om te zetten in een taal die voor velen herkenbaar is. 'Ze zitten ertussen die dagen/ Dat het net is of het niet mag./ Waarom dat is moet je niet vragen/ Je kan het hebben, zo'n dag./ Ook al regent het niet, ik wil schuilen/ Er is niets en toch ben ik van slag/ Ik zou kunnen lachen van het huilen./ Ik zou kunnen huilen van de lach.'
Geschreven door: Arjen van Ginkel
| |
|
|