homehomehomehomehomefotosteksten en akkoordenhomelinkscontact
  

Als jij het niet meer weet
in het donker van je hoofd
ze laten weinig heel
van waar je in gelooft
hoe de tijd ook raast
we moeten erdoorheen
als jij het niet meer weet
je bent niet alleen


Hou me vast



Gewoon doen leek me saai
26 april 2003 - BN/DeStem

Zaterdag 26 april 2003 - Als hij weer eens een interviewtje heeft, een 'televisietje', radiopraatje of affichetje, knikken zijn vrienden. Ja ja, Mooie Meneer. Huub van der Lubbe (50), voorman van De Dijk, slaat met zijn gedichten mijlpaaltjes voor zichzelf. Heerser over eigen A4tje, verlicht dictator van pen en papier. Deze maand verscheen zijn nieuwe bundel Geregeld leven. "Ik wilde altijd wel heel graag in de belangstelling staan. Iets doen waarvan andere mensen zouden zeggen: kijk die Huubje toch eens."

'Goudgebarsten stem'. Twee woorden had Remco Campert voor hem op het schutblad geschreven, als opdracht voor zijn vijftigste verjaardag. Twee woorden, een gedicht. Huub van der Lubbe heft zijn handen, gebaart in gelukzaligheid: "Nou, daar ging ik weer de lucht in."

Zoals ook de ontmoeting met Gerrit Komrij, zijn held Gerrit Komrij, zweven was. Hij had de dichter des vaderlands wat eigen poëzie voorgelegd. "Op voorhand benauwd. Maar ik dacht: ik moet een grote jongen worden. En Komrij, een aardige man, de bescheidenheid zelve, neemt daar dan liefdevol kennis van. Met dat brilletje op zijn neus."

'Als ik straks een dichter ben....' Nog altijd houdt hij, 23 jaar voor het voetlicht als zanger en tekstschrijver van De Dijk, een slag om de arm. Al is zijn tweede bundel gedichten en liedteksten uit. Al wordt een van zijn gedichten opgenomen in Komrij's grote poëzie-bloemlezing. Maar als hij zich spiegelt aan de Grote Dichters, weet hij nog een lange weg voor zich.

"Ik ben voorzichtig. Als ik zoals iedere dichter dunne bundeltjes zou publiceren die meteen bij De Slegte belanden, zou niemand er over vallen. Maar zo vergaat het mij niet. En dat is niet uitsluitend aan mijn poëzie te danken, maar ook aan mijn gebeeldhouwde kop op de voorkant."

Zijn eerste gedicht schreef hij toen hij een jaar of negen, tien was. Een naamdicht voor zijn moeder, die na een moeilijke bevalling uit het ziekenhuis terugkwam, op de beginletters van de doopnamen van het nieuwe zusje. "Een láng gedicht. Lang was goed." En in de vierde klas herhaalde hij de truc voor Willy Alberti, of misschien nog wel meer voor juffrouw Bern, die met het zwarte haar in een paardenstaart en de boezem waar je je wel tegenaan wilde drukken, voor hem een zigeunerin was. Zij kende de artiesten die optraden in Carré en zou een bandje opsturen van een jongen uit zijn klas die Alberti kon nazingen. Prompt maakte hij een gedicht op 'Willy Alberti is een hele goede zanger'. "Ik kende die hele Willy Alberti niet. Maar het was natuurlijk een springplank van de eerste orde."

Eén regel weet hij nog: 'Naast mij zit mijn vriendje Wim en mijn moeder doet de was met Vim.' Wim wás niet eens zijn vriendje, maar het rijmde wel. Zijn moeder moest vreselijk lachen. "Waardoor ik dacht dat ze het heel goed vond. Het was iets ik in mijn hoofd had. Ik wilde altijd wel heel graag in de belangstelling staan. Iets doen waarvan andere mensen zouden zeggen: kijk die Huubje toch eens. In het circus. Brandweerman, dat leek me ook wel. Vrouwen en kinderen redden, van zo'n ladder af. Een held zijn."

Dat hij zo leuk kon voetballen, of een goede grap had verteld? Van zijn ouders hoorde hij het nooit, van zijn familie ook niet. Een katholiek gezin, vier jongens, twee meisjes, hij het tweede kind. Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. "Maar ik wilde niet gewoon doen, dat leek me saai."

Clown

Dan maar de clown uithangen of heel hartstochtelijk de dingen doen die hij óók niet kon. Kijk die Huubje toch eens. "Ik kan het bij mijn ouders niet meer checken, want ze zijn er niet meer. Maar ik kan me eigenlijk niet voorstellen dat ze het niet hebben gedácht." Hij had natuurlijk ook ziekenverzorger kunnen worden om stervende mensen op te lappen. "Maar het werd al gauw de veel makkelijker variant van het heldendom. In het theater, op de planken. Een kunstje doen. Want ik moest het wel ook zelf een beetje naar mijn zin hebben. Dat had toch altijd de overhand, mijn eigen missie. Die stond wel iets hoger dan Albert Schweitzer zijn, of Florence Nightingale of Moeder Teresa." Hij is, mocht iemand dat soms denken, helemaal niet zo altruïstisch. "Ik ben de egoïst zelve. Maar op een prettige manier, niemand heeft er last van." Mooie Meneer, knikken zijn vrienden, als hij weer een interviewtje heeft, een 'televisietje', een radiopraatje of affichetje. Als hij vertelt van dit of dat en dat alles precíes gaat zoals hij het wil. Ja ja, Mooie Meneer. Op zijn vijftiende had hij allerlei vakantiebaantjes, bij drukkerij Mercurius in Wormerveer, bij Cacao de Zaan, bij Verkade. "Nou, dan was ik blij dat ik na een paar weken weer op kon stappen, dat ik de jongens van mijn leeftijd die niet op de middelbare school zaten het allerbeste kon wensen. Dat ik niet hoefde. Dat ik kon leren."

Regisseur

Om er uiteindelijk, voegt hij toe, in strikte zin niks mee te doen. Hij studeerde vier jaar Nederlands, volgde drie jaar de regisseursopleiding aan de theaterschool. En hij werd leraar Nederlands noch toneelregisseur. Uit eigenwijsheid. En nieuwsgierigheid, naar wat hij in zich heeft en wat er uit kan komen. "Daar zoek ik steeds weer andere vormen voor. Bij de eerste plaat van De Dijk dacht ik: Jezus, hoe is het mogelijk? Nu maak ik boeken. Daar sta ik inmiddels al weer iets minder van te kijken. Maar dat is ook een reden om weer verder te gaan. Volgend jaar een echte theatertournee, wat gaat er dan komen? Het is een voorrecht en het is je vak dat uit te zoeken. Alles wat je weet en hebt geleerd verder te exploreren. Hoe ver kun je gaan?"

Het had, toen hij even niks hoefde voor De Dijk, ook een olieverfcursus kunnen worden. Hij had verhalen kunnen gaan schrijven, dat had hij eigenlijk verwacht en dat komt ook nog wel een keer. Maar het werden gedichten. Honderd keer sneller op papier dan zijn liedteksten, want voor een tekst een lied is, gaat er heel wat overheen.

"De jongens van de band, die vragen: kan het niet zus of zo? Al het schaven. Van een lied vind ik dat wie het hoort, het meteen moet kunnen volgen. Maar als je dicht, ben je heerser over je eigen A4tje, verlicht dictator van pen en papier. Die grotere vrijheid, dat vond ik wel een prettige bijkomstigheid. Je doet er, laten we wel wezen, niemand schade mee als het niks is."

Tot zijn eigen verbazing dicht hij nog vrij vormvast ook. Terwijl hij daar juist, na het vaste stramien van teksten voor de band, van af wilde. "En dan stink ik er toch weer in. Kennelijk is vorm mij toch lief en als houvast dierbaar. Maar misschien is het ook angst voor het luchtledige. Kies ik voor de vorm om niet toe te komen aan een antwoord op de vraag, wat ik nu zelf eigenlijk te zeggen heb. Omdat ik misschien helemaal niet zoveel te zeggen heb. Of misschien wel helemaal niks." En altijd is er het zoeken naar dat ene, alomvattende woord. Al heeft hij niet de illusie dat hij het zal vinden. "Het kan altijd nog kaler. Het moet nog basaler kunnen."

Zelfspot

Zoals anderen in hun dagboek schrijven of fotograferen, maakt hij een gedicht. "Anders gaan dingen allemaal maar zo voorbij. Goede dingen, slechte dingen, dagelijkse dingen. En voor je het weet, ben je dood. Ik kan het niet uitstaan. En ik denk dat ik daarom voortdurend van die mijlpaaltjes voor mezelf opricht. Kleine monumentjes." Zelfspot ligt immer op de loer. Mooie Meneer heeft hij als eretitel overgenomen. Koning Hangmat is hij ook, die met zijn poëzie in de zon ligt te braden 'alsof het Midden-Oosten niet bestaat/ En nergens hongersnood valt te bestrijden'. Elders de wereld één baaierd van ellende. "Maar niemand daar wordt er beter van als ik níet in mijn hangmat op het balkon ga liggen genieten." Kunstenaars moeten het leven vorm geven, vindt hij, het kneden tot méér dan de chaos die het is. Zoals de schilde, die een mooi schilderij maakt. Zoals de architect die in plaats van een betonnen woonkazerne een prettige leefomgeving ontwerpt. Zo is hij de hangmatpoëet die trapt tegen het Systeem en tegen de 'ze' die moeten matten, omdat oorlog simpeler is dan vrede, en ondertussen zijn dromen predikt.

"Die baaierd gaat gewoon door en daarmee ben ik niet akkoord. Al verander je er geen fuck aan, moet je dan maar je mond houden? Maar je moet ook zo veel mogelijk je geluk omarmen en dat uitstralen." Hij lacht bij de zalvende uitsmijter. "Mooie Meneer, vers twee tot en met acht."

Onmacht

De grap van een gelukkig leven, zegt hij, is dat je het geluk wat je in je leven hebt ook ervaart. Dat heeft hij moeten leren, daar heeft hij vijftig voor moeten worden. "Een geluksvogel word je niet zomaar. Juist plannen makend vergeet je het gauw. Maar ik realiseer me dat ik het nu in handen heb." Want Mooie Meneer is ook even weggeweest, toen Mevrouw Mooie Meneer ernstig ziek was. Rauw verwoordt hij in de bundel zijn onmacht en onvermogen toen bij zijn vrouw Teuntje, met wie het nu weer goed gaat, voor de tweede maal kanker werd geconstateerd en zij beide borsten moest missen. 'Ze had mooie, lekker grote/Kanker komt met grof geschut/Vraag het mij, dan gaat het klote/Zwaar klote, maar verder alles kut'. Persoonlijker kan hij in zijn poëzie zijn, schrijven over wat zijn 'Lief' heeft moeten doorstaan en over de levensvragen van zijn dochter Mira. Louterend is het, zoals zingen louterend kan zijn. Maar het mooiste vindt hij het als de gedichten autonoom worden, loskomen van hun wortels in zijn biografie. Dat een vader die zijn gedichten over Mira leest, zijn eigen dochter herkent. 'Ik voetbal zoals ik dicht/lang niet slecht' haalde de bundel niet, hij zag de recensies al geschreven worden. "Makkelijke munitie." Maar op dinsdagavond mag hij zelfbenoemd en onverbloemd dichter zijn, als hij met zijn vrienden bijeenkomt. Dinsdagavond dichtersavond.

Jeugdreuma

Psychologie van de koude grond misschien, zegt hij, maar nog even waarom hij dat zo nodig moest, in het middelpunt van de belangstelling staan. Op zijn vijfde lag hij vijf maanden in het ziekenhuis, met jeugdreuma. "Er zit bij mij een gat. Vijf maanden is op die leeftijd een heel eind, er gebeuren in de tussentijd dingen waar je geen weet van hebt. Daarna denk je dat je alles hebt gemist. Als je iets niet snapt, zul je het wel gemist hebben. Je wilt je groot houden. Dus om je onwetendheid te verbloemen en te compenseren, ga je maar gek doen."

Om de strenge nachtzuster buiten te sluiten die weinig erbarmen toonde met zijn heimweesnikken, trok hij het laken over zijn hoofd. "Dit was het echte leven, daar moesten we iets op verzinnen. Nu trek ik nog steeds lakens over mijn kop. Als de werkelijkheid me niet bevalt, maak ik wel mijn eigen werkelijkheid. Alleen doe ik dat nu in het openbaar." Huub van der Lubbe werd in 1953 geboren in een katholiek gezin. Hij studeerde vier jaar Nederlands en volgde drie jaar de thaterschool in Amsterdam. In 1976 werd hij zanger bij de groep Stampei, die in 1980 overging in De Dijk (genoemd naar de Zeedijk in Amsterdam).

Met De Dijk maakte Van der Lubbe onder meer de singeles Binnen zonder kloppen en Mag het licht uit en een reeks lp's en cd's. De jongste cd is Muzikanten dansen niet.

Onlangs verscheen de tweede dichtbundel van Huub van der Lubbe, Geregeld Leven (uitgeverij Nijgh & Van Ditmar, 14,95 euro).

Geschreven door: Marjolijn de Cocq


















Helmonds Dagblad
Veulpoeper met succes in Lierop
Onbekend
Stampei: rijp voor de top



















   2020
   2019
   2018
   2017
   2014
   2013
   2012
   2011
   2010
   2009
   2008
   2007
   2006
   2005
   2004
   2003
   2002
   2001
   2000
   1999
   1998
   1997
   1996
   1995
   1994
   1993
   1992
   1991
   1989
   1986
   1984
   1982