|
'Bewust of onbewust weiger ik de donkere kant van een vrouw te zien.'
08 mei 1998 - Rails
'Een nummer van De Dijk is een dijk van een nummer als er soul inzit. Mooi, heftig, ontroerend, waar. Je hoort of een nummer vals is. Niet vals in noten, maar vals in bedoeling. Gelikt. Sluitend gemaakt uit commerciele overwegingen. Ik heb de muziek van Marco Borsato wel eens een "opzet van een groep handige jongens" genoemd, ja. PR, platenmaatschappij, uitgeverij, marketing, sponsoring, de hele reut. En hij doet de zang, dat doet-ie goed. Je kunt zijn werk vergelijken met de Viva. Amusement. Het is dansmuziek. De Dijk is meer De Groene Amsterdammer. Minder oplage, serieuzer, soms provocerend en uitdagend, maar niet bedoeld voor de massa. Ik ben een hart-rocker.'
I. De zanger
'Zingen kan ik niet. Ik ben niet bijster toonvast, heb geen geweldig bereik en mijn stemvolume laat ook te wensen over. Ik vind mezelf sowieso weinig muzikaal. Gitaar spelen houdt niet over, ik kan geen maat houden en noten lezen, ho maar. Maar als zanger heb ik het allerbelangrijkste wel. Geloofwaardigheid. Mensen geloven wat ik zing, anders zouden ze nooit naar een optreden van de Dijk komen. Mijn performance is sterk gelieerd aan acteren. Elke syllabe spreek je uit alsof je 'm ter plekke bedenkt, alsof de gedachte achter het liedje jou op dat moment overkomt. Dat is tenminste het streven. En dat doe je in Paradiso, in Vlagtwedde, in de feesttent in Dalfsen, overal. In de hecktiek van drie, vier optredens per week is het plezierig om even niet op dat podium te staan. Anders krijg je inflatie, verliezen de liedjes hun waarde. Kwalijke zaak. Aan de andere kant: als ik langere tijd niet mag optreden, word ik raar. Dan vind ik mijn weg wel, hoor. Ga ik naar String, een folkcafe in de Warmoesstraat, waar je voor een halfuurtje zomaar kunt optreden. Al zijn 't twintig mensen, dat geeft niet. Die vrijgeid is heerlijk. Als muzikant ben je min of meer vrijgesteld, he. Jij mag emoties en gevoelens verwoorden. Je bent een soort troubadour. Niet met een huifkar, maar met een vrachtwagen vol geluid. Alle bandleden van De Dijk moeten trots kunnen zijn op een nummer. Die trots houdt ons overeind, nu al bijna achttien jaar. Want hoe gaat 't met een bandje? Na een succesvol liedje komen Jan en Alleman aanzeilen met goedbedoelde, commerciele adviezen. Lever je jezelfeenmaal uit aan zo'n marketing-type van de platenbusiness, dan wordt geld belangrijker dan muziek. Na een paar jaar krijg je dan vanzelf ruzie. Terugvallen op de muziek zelf gaat niet meer: je hebt je ziel verkocht. Heel triest. Als De Dijk hebben wij het nooit zover laten komen, al heeft onze doorbraak daarom zeven jaar geduurd. Natuurlijk was dat moeilijk. In het begin heb ik wel eens jankend op de trappen van het Odeon gezeten. Beneden had je een stampvolle disco, boven traden wij op: voor twaalf mensen, onder wie acht vrienden. Toch zijn we nooit gezwicht voor de centen. We konden allemaal rondkomen van een habbekrats. Puur, simpel en echt-zo moet een optreden ook visueel zijn. Tijdens een concert zit ik niet te wachten op rookeffecten, zwabberende lampen, glitterpakken, gedoe. Ik word moe van gitaarsolo's op 1 been, een zanger die een salto achterover kan maken, opblaaspoppen bij de Stones omdat "lekkere wijven" nu eenmaal bij rock-'n-roll horen. Waar is dat voor nodig? Een stapel boxen aan elke kant van het podium vind ik het mooist denkbare decor voor een bandje. Een keer heb ik mij bezondigd aan een act. We waren voor de eerste keer op televisie met Bloedend Hart. Bij de uittro van het nummer haalde ik een pond koeienhart uit mijn binnenzak. Maar vanwege die warme studiolampen was die lap vlees al groen uitgeslagen. Ik stonk een uur in de wind, de vliegen zwermden om me heen. Geen succes.'
II. Huubje
'Kees was mijn vriendje. Een simpele jonge, bij de geboorte had ie klemgezeten met zijn hoofd, maar hij kon wel om mij lachen. Op straat maakte ik de gekste buitelingen – en Kees maar gieren. Ik was een clown, een vrolijke clown. Van jongs af aan had ik de gave om de werkelijkheid positief te kleuren. Op mijn vijfde kreeg ik jeugdreuma. Vanwege verlammingen aan borst en benen heb ik een half jaar noodgedwongen in een ziekenhuisbed gelegen. 's Morgens om acht uur werd je op de pot gezet, anderhalf uur later plukten ze je d'r weer vanaf. Daar zat je dan, boven je dampende bolus. Niet leuk. Ik ging dus dingen verzinnen. Paus worden, dat leek me wel wat. Of heilige. In mijn schriftje tekende ik een voorstelling van de hemel, compleet met hosties en engelen. Zo maakte ik er wat van. Ik was een fantast, een dromertje met een eigen wereld. Ik kom uit een katholiek gezein van zes kinderen. Goed je best doen en niemand tot last zijn – met die waarden ben ik opgegroeid. Mijn vader was boekhouder en dirigent van het kerkkoor, onder het motto: wie zingt, bidt dubbel. Als jochie mocht ik opdraven als misdienaar. Daar zat al een beetje showbizz-gevoel bij, hoor. Ik stond graag verkleed bij dat altaar de wierook aan te steken, anders moest ik me een uur lang gedeisd houden in die houten rotbankjes. Als er wat te trouwen of te begraven viel, kreeg ik mooi vrijaf van school. Een druk kind was ik ook. Voetballen. Altijd maar voetballen. Linksbinnen. Van Hanegem, he. Ik probeerde De kromme ook na te doen: afgezakte kousen, gebogen rug, sukkeldrafje en met links schieten. Priester of profvoetballer – wat wilde ik worden? Lastige keuze. Maar toen ik een vriendje wegbracht naar het seminarie in Westerveld, en daar kennismaakte met de benauwde kloosterwereld en die kleine kamertjes….nee. Dit had God niet met mij voor. Maar ja, voetballer worden bij Blauw Wit ging ook niet zomaar: dan moest je je brood verdienen op zondag. Kon dat wel? Kortom, op veel te jonge leeftijd had ik al last van een enorme gewetensnood. Als tienjarig jochie dacht ik dat ik ontucht had gepleegd, na het zien van een seksboekje. Biechten. De kapelaan schrok zich rot: ontucht gepleegd, met anderen?! Toen hij hoorde wat er werkelijk aan de hand was, mocht ik na twee weesgegroetjes de kerk uit. Ik zweefde. Mijn ziel was gered! Juist omdat ik zo normaal moest doen, was ik gespitst op de momenten dat ik er wel kon uitsp[ringen. Tegen de verdrukking in wilde ik iets worden, betekenisbvol zijn. De vader van Dik Trom zei altijd:"Hety is een bijzonder kind, en dat is-ie." Nou, dat wilde ik ook. Kennelijk heb ik de aandacht nodig. Zingen was voor mij de manier om op te vallen. Zo heb ik mij altijd al staan te vergapen aan het kerkkoor. Je zag die mannen staan, ze haalden adem, die borstkassen strekten zich…dan klonk er effe wat, weet je. Voelde ik een soort tinteling, heerlijk. Op de kopere bruiloft van mijn ouders had ik mijn ouders had ik mijn zangdebuut met Blauwe Ogen, van Toon Hermans. Later, op klassefeesten, zong ik Poen poen poen van Wim Sonneveld. In mijn puberteit, eind jaren zestig, ging mijn aandacht meer uit naar popmuziek. Ik keek huizenhoog op tegen nederlandse groepen als The Outsiders, The Shoes en Cuby and the Blizzards. Wilde ik ook. En dat lukte. Bij een optreden heb ik nog steeds wel een gevoel van verbazing. Dat ik daar sta, alla, maar dat al die mensen er ook staan! Die verwondering ligt 'm in het feit dat ze in ieder geval niet naar mij komen luisteren omwille van mijn fantastisch welluidende stemgeluid. Nogmaals: ik ben geen mooie zanger. Ik ben geen Pavarotti. Nou ja, misschien kunnen de fans zich daarom wel goed in mij verplaatsen: ik ben een jongen van het volk. Huub van der Lubbe is het levende bewijs dat iedereen kan zingen. Waarom sta ik op het podium? Voor mijn moeder, maar dat heb ik mij later pas gerealiseerd. Ze was een fantastische vrouw: Lief, erg goed voor andere mensen, onvermoeibaar. Zeker in mijn begintijd was zingen en spelen een hulde aan haar, zo van: kijk eens mama, zonder handen. Maar dit is allemaal nog kinderspel, hoor. Het grote eerbetoon komt nog, mama, wacht maar, je krijgt 't nog te zien. Maar ze kreeg het niet te zien. Ze overleed in 9183, ruim voordat De Dijk doorbrak. Ik was kind af; ik werd man. Opnieuw wakker. Wakker in een vreemde wereld – zo luidt de titel van het nummer dat ik in die constellatie heb geschreven. Vanaf het moment van mijn moeders overlijden wist ik: schrijven vanuit een gevoel van onsterfelijkheid gaat niet meer. Daarvoor had ik mhet idee van: wij gaan niet dood. Wij zijn onkwetsbaar. Dat besef gaf mij de power om alles te kunnen doen wat je maar vezint. Je weet dat die gedachte volstrekt irreeel is, maar ja, zolang het tegendeel niet bewezen is….wie houd je dan tegen? Die fantasie heb ik moeten opgeven. Je zou kunnen zeggen dat mijn teksten na 1983 doorleefder zijn geworden. Trouwens…dat is misschien de reden waarom ikl moeite heb met Marco Borsato. Hij zingt alsof hij denkt dat-ie onsterfelijk is. Nee Marco, nee'
III. De idealist
'Ik denk dat ik een geboren idealist ben. Dat begon als kind met mijn katholieke ideeen over "De Betere Mens" en "Hemel Op Aarde", later is dat overgegaan in het linkse idealisme van de jaren zestig en zeventig. Het begin van mijn politieke bewustwording begon in Amsterdam, tijdens mijn studie Nederlands. Ik speelde mee in een revolutionair toneelstuk over Markies de Sade. Die sfeer van dat stuk werd versterkt door de Nieuwmarktrellen, over de aanleg van de metro. Ik deinde mee op de golven. Een voorman was ik bepaald niet. Ik werd wakker geschud door een filosofiestudent. Die vroeg:"Wat vind jij nou van de wereld?" Ik antwoordde vrolijk dat we 't best gezellig hadden, lekker potje bier, prima. Waarop die jongen mij zo pijnlijk en gekweld aankeek dat ik mij wel moest verdiepen in de wereld. Ik heb mij nooit durven branden aan het gedachtengoed van Mao, Lenin of Marx. Ik heb Das Kapital aangeschaft. Na 1 bladzijde dacht ik: dit gaat mij niet lukken, deze man begrijp ik niet. Links stond voor rechtvaardigheid en gelijkheid, dat kon ik wel volgend, maar verder bleef mijn idealisme vaag. Uiteindelijk kon mijn schoonvader Wim Klinkenberg, destijds een bekend communist in hart en nieren, uitleggen hoe de maatschappij in elkaar stak. "Let op de geldstroom, Huub'" zei hij dan. "Let op de geldstroom." Anno 1998 houdt iedereen zich gedeisd. Niemand durft zich nog uit te spreken voor een idee, een ideaal. Alles draait om geld en materie – en daarmee is het geluk van mensen uit handen gegeven. Een enorme verschraling, vind ik. Ik ben veranderd. Vroeger, bij verhitte kroegdiscussies over de wereldrevolutie, was ik van mening dat je geluk direct gerelateerd was aan het geluk van onderdrukte mensen in Oezbekistan of Chili. Zolang zij niet vrij zijn, was jij ook niet vrij. Maar ja, zo word je dus nooit gelukkig. Uit puur lijfsbehoud ben ik opgehouden met dergelijke redeneringen. Ik kijkj niet meer over grenzen. Ik kijk naar mijn vrouw, mijn dochter, vrienden, familie. Zij zijn voor mij de bron van geluk en hoop. Van buiten naar binnen – die slag heb ik in de loop der jaren wel gemaakt. Ik heb mijn persoonlijke ontwikkeling altijd belangrijk gevonden. Het acteren neemt daarin een speciale plaats in. Je leert bewust kennis te nemen van een gedachtegoed dat het jouwe niet is. Sterker nog: in die rol moet jij die visie te vuur en te zwaard verdedigen! In De Aanslag speelde ik Fake Ploeg, de zoon van een NSB'er. Ik heb verhalen gelzezen van NSB-kinderen. Wat bleek? Na de oorlog werden ze in kampen gestopt en slecht behandeld. Kinderen! Tja, dan kan ik de verontwaardiging van die jongen in de film best begrijpen. Als de Russen in 1956 Hongarije binnenvallen, gooit hij namens zijn vader stenen naar Felix Mertis, het gebouw waar de CPN zetelde. "In de oorlog zei mijn pa al dat communisten niet deugden," roept hij dan. "En nu zegt de hele wereld het!" Nogmaals zo leer je via dat personage een totale andere kant van de werkelijkheid kennen. Dat verrijkt. Maakt je wijzer. Ook in mijn muziek zie je een zeker idealisme. Ik zing een "boodschap" die niet is vercommercialiseerd; wij koppen geen gemakkelijke voorzetten in. Bovendien geloof ik nog steeds dat muzikanten per definitie goede mensen zijn. Er zullen best patsers en klootzakken in het rock-'n-roll wereldje voorkomen, maar ik zou niet weten waar ze zich ophouden. Muziek draait toch om gevoel. Dat vind ik zo prachtig aan die heavy hardrock of metal punch. Op het podium zie je van onder tot boven getatoeeerde mannen, ringen in de neus, zakdoekjes op het hoofd, vloeken en tieren, erg heftig allemaal. Maar ja, spelen op de gitaar vereist toch de grootst mogelijke gevoeligheid – ook in dat genre. Dan moet ik glimlachen en denk onwillekeurig: die jongens kunnen niet slecht zijn, dat valt best mee.'
IV. De tekstdichter
'Honderdduizend? Een miljoen? Ik weet niet hoeveel liefdesliedjes er ooit zijn geschreven. De liefde is een van de oervormen voor het lied. Het begint met taal – klanken als vertolker van een emotie. Bavianen die intiem met elkaar worden, gaan kreunen en maken plezierige geluidjes. Maar ja, hoe kun je een gevoel van verliefdheid omzetten in woorden? Taal is maar een gebrekkige middel, met woorden schiet je vaak net langs de ware betekenis. Muziek is dan ook het wondermiddel om die communicatiebarriere te slechten. Al vind ik dat een liefdesliedje nog meer is dan een optelsom van woorden en melodie. Daar komt iets bij. Hier geldt: 1 polus 1 is drie. Zingen over de liefde – het is een eindeloze variatie op dezelfde thema's. Of je zoekt naar haar, of je jubelt over haar, of ze heeft je verlaten. Als tekstdichter kun je niet origineel meer zijn. Maar ja, wat is origineel? Voorlopig blijft er nog genoeg te verzinnen. Alle doelpunten zijn al een keer gemaakt: koppend, schietend, vanuit elke positie. Toch blijft voetbal leuk om naar te kijken. Dat geldt voor muziek ook: we willen die nummers blijven horen, zelfs nieuwe covers. De mooiste doelpunten herhaal je toch ook?
Doodgaan en opstaan In een T-shirt Van haar Dat zijn de mooiste regels over de liefde- van het nummer Onderuit. Ik was aan het vrijen. Op dat moment kon het me geen reet schelen als ik erin zou blijven, als een kardinaal bij de hoeren. Ik had daar vrede mee. Het verband tussen de liefdesdaad en de dood is vaker gelegd. De fransen noemen het moment van klaarkomen la petite mort, omdat je voor even je identiteit verliest. Maar toen voelde ik het ook zo. Weet je wat ik ook een mooi nummer van de Dijk vind?
Ik hou van U. Ik zeg het je nu Voor nu en altijd Ik laat je niet meer gaan Je raakt mij niet meer kwijt Want ik hou van U Mooi, grappig en geslaagd. Prima het cliche omzeild door de U-vorm te gebruiken: dat verheftigt de boodschap. Een tekst voldoet voor mij als het waar is. Vroeger vond ik dat een nummer autobiografisch moest zijn, maar het mag ook universeel zijn. Waarachtig, dus. Verder moet een lied voldoen aan de formele wetten. Geen lelijk, gezocht rijm. Geen stoplapachtige oplossingen. Mooie zinnen, zonder onbenullige gedachten. Bij het schrijven heb ik beslist een literair geweten, veel verdwijnt in de prullebak. Ik schrijf met een vulpen, een Waterman. Ik heb 'm altijd bij me, in een roodleren etuitje – echt mijn werktuig. Niemand mag daarmee schrijven. "Slecht voor het puntje," zeg ik dan. Sinds een paar weken heb ik wel een computer, omdat ik toch met beide benen de 21ste eeuw wil binnenstappen. Het merk? Een Intel premium. O, dat is de processor. Het merk….wacht effe….Vobis! Ja, Vobis. Nee, dat is een winkel. Ik weet er weinig van. Nou ja, de computer verdringt de vulpen niet, hoor. Dat apperaat is bedoeld voor de verhalen met langere adem. Anders moet ik die teksten met mijn pennetje overschrijven. Is zo tijdrovend, weetje. Schrijven is voor mij niet: ik ga zitten en het stroomt. Dat zou erg mooi zijn. Inspiratie voor een liedje kan mij op elk moment overkomen: op straat, tijdens een ontmoeting, bij het lezen van een krantenartikel, in bed, noem maar op. Dan moet je zo'n vers bedachte regel snel opschrijven. Ik loop nu al een tijdje met een beginzin in mijn hoofd: De wind jankt als een blinde hond om zijn weggelopen baas. Dat wordt dus een desolaat nummer. Zo heb ik het eerste draadje van een bolletje wol te pakken. Nu moet ik eerst die bol ontrafelen, om vervolgens al het "materiaal" weer strak en netjes op te winden. Een lied moet rijpen in je hoofd. Net groeidiamentjes. Jan Rot steekt de telefoonstekker uit het stopcontact en voelt zich aan het einde van de avond zo triest, alleen en verlaten dat de inspiratie voor het schrijven van een lied vanzelf komt. Dat is herkenbaar, ja. Ik maak het niet zo bont als jan, maar Bloedend Hart heb ik geschreven toen mijnvriendin een weekendje gezellig naar Maastricht was. Ik stelde me toen voor dat ze nooit meer terugkwam. Dat werkt! Het merkwaardige is: ik ben ook wel eens echt in de steek gelaten. Met dat bluesgevoel kon het niet misgaan: nu zouden de mooiste teksten komen. Niet, dus. Mijn hemel, wat een pathetische, sentimentel, onechte rotzooi! Je hebt toch afstand nodig. Afstand om een emotionele gedachte via rationele schrijfwetten op papiet te zetten. Dat is een paradox. Als tekstdichter ben ik na mijn liedtekstenboek Melkboer met de Blues min of meer geadopteerd door de literaire wereld. Een verrassing, ja. Schrijvers en dichters hadden zich daar al vijftien jaar over kunnen uitspreken, maar na het uitkomen van dat boek werd ik "ontdekt", alsof ik die regels eergisteren had bedacht. Vreemd. Maar niet vervelend: zo gaat dat kennelijk. Ik word nu gevraagd om lezingen te houden, bij literaire genootschappen of op scholen. Bij zo'n gelegenheid heb ik al Jean Pierre Rawie en Gerrit Komrij ontmoet. Aanvankelijk leken ze sceptisch te reageren, zo van: Wat zullen we nou krijgen, een rock-'n-roll-jongen hier? Ten overstaan van een scholierenpubliek wilde Komrij zijn ivoren-toren-imago afbreken met een poepgedicht-dat schijnt een passie van hem te zijn. Toen dacht ik: zo weet ik er ook nog wel eentje.
Iedereen kan zich uiten Ook al heb je geen talent Iedereen kan zich buiten Met of zonder instrument Iedereen kan alles geven En al haal je nooit de krant Op de poepdoos van het leven Zijn wij allen muzikant Na mijn bijdrage was Gerrit om. Hebben we nog heel genoegelijk een glaasje wijn gedronken.'
V. De Huisvader
'De band tussen vaders en dochters kan heel innig zijn – klopt. Mira is tien. Ik heb voor haar het leidje Hou me vast Gecshreven. Als ze 's nachts moest plassen, tilde ik haar uit bed en zei: "Hou pappa maar goed vast." Ik klopte haar op haar schouders; half in haar slaap klopte ze terug. Ik zette haar op de pot en hurkte bij haar neer. Niemand hoeft de oorsprong te kennen van dit liedje. Het gaat over liefde.
Als jij het niet meer weet In het donker van je hoofd Ze laten weinig heel Van waar je in gelooft Hoe de tijd ook raast We komen er doorheen Als jij 't niet meer weet Je bent niet alleen Hou me vast
Vertederende momenten hebben we nog bijna dagelijks. Laatst gingen we samen naar een popconcert in Zaandam. Ze was helemaal vol van dat "echte leven". Terwijl iedereen in afwachting was van de band en rustig een biertje stond te drinken, begon zij met een vriendinnetje te dansen op discomuziek. Dat was helemaal niet comme il faut. Op dat moment brak ze de code en leerde iedereen een lesje, zo van: kom je voor je plezier of hoe zit dat? Later danste ze ook met mij. Dat was heel grappig. De ene keer danste ze als een allerverleidelijkste, jonge vrouw, om op het volgende moment weer als een meisje van acht om mijn nek te vliegen en me te kussen. Zo mooi. Ik dacht altijd dat er voor altijd een slagschaduw op het geluk zou vallen toen Teuntje, mijn vrouw, ernstig ziek werd. Ik praat daar niet graag over. Het gaat nu goed met haar. Als je daar doorheen komt, blijk je nog meer van elkaar te kunnen houden. Geluk relateer je dan aan het ontbreken van ongeluk, he. Ik had nooit gedacht dat ik onder dergelijke zware omstandigheden zou kunnen optreden. Toch gedaan. De helende kracht van muziek bleek enorm. Je sterkt jezelf door het verdriet uit te spreken, uit te zingen. Soms hoor je wel eens dat mensen emotionele baat hebben bij jouw nummers: huwelijken die je hebt gered, begrafenissen die jij zin hebt gegeven. Te veel err, denk ik dan. Maar in die moeilijke periode heb ik gemerkt dat 't ook andersom kan. Ik had hun nodig.'
VI. The womanizer
'Wat mij aantrekkelijk maakt voor vrouwen? Eerlijkheid. Kwetsbaarheid. Gevoeligheid. Ik heb nooit zo geloofd in het macho-cliche van de rock-'n-roll. Ik geef toe: het feit dat je 't over een andere boeg gooit is natuurlijk ook opportunistisch, zo van: Huub, gevoelige zanger. Maar ja, in het muziekantenwereldje hebben we al togh guys genoeg. Bij vrouwen vind ik persoonlijke kracht wel aantrekkelijk. Teuntje is een grote, sterke, intelligente, imposante vrouw. Vanaf het allereerste moment was ik diep onder de indruk van haar, al was ze het type vrouw waar ik juist doodsbang voor was. Nooit gedacht dat ze ook maar een seconde belangstelling voor mij zou kunnen hebben. Maar dat had ze wel. "Ik ben ook maar een eenvoudige baklap, hoor," zei ze. Toen eh….had ze me. Vrouwen zijn het betere geslacht vind ik. Bij hen zie je meer sensibiliteit, ze hebben meer antennes. Gevoel is het ondergeschoven kindje bij de man. Over het algemeen gaan de gesprekken vooral over geld, auto's en macht. Ik schaam me wel eens voor het westerse, blanke, mannelijke geslacht. Ik houd ze verantwoordelijk voor 't feit dat het verkeerd gaat in de wereld – oorlog, milieuvervuiling, tweedeling tussen rijk en arm. Puur verstandelijk weet ik best dat een vrouw ook vals kan zijn. Maar denk je dat wij mannen dat door hebben? Ah joh, wij zijn zo dom. We tuinen toch overal in? Ik zeg weleens tegen Teuntje: "Kijk, die vrouw, die vind ik nou aardig." Kijkt ze me verbijsterd aan: "Maar zie je dan niet wat voor serpent dat is?" Nou, nee. Bewust of onbewust weiger ik de donkere kant van een vrouw te zien, voor mij is ze al gauw een godinnetje. Daar ben ik dichter voor. Gun een man zijn droom!'
Huub van der Lubbe treedt dit voorjaar op met zijn groep De Dijk in verschillende plaatsen in
Nederland. Meer informatie op Internet: www1.tip.nl/~t853647/
Geschreven door: Pieter Webeling
| |